Dit is het levende archief van Merijn Oudenampsen, socioloog en politicoloog

Denken in de contramine: Briefwisseling Dick Pels (2)

CategorIes:

By

·

7–10 minutes

Amsterdam, 10 maart 2018

Beste Dick,

dank voor je uitvoerige reactie! Ik vind het een hele eer dat je zo diepgaand op het boek ingaat. Laat ik om te beginnen vooropstellen dat je werk voor mijn eigen ideeënontwikkeling heel belangrijk is geweest, enerzijds als inspiratie en anderzijds als afzetpunt.

Vaak lukt het me pas mijn eigen positie goed te bepalen door in de contramine te denken, door het oneens te zijn met iemand. Het probleem is dat mijn teksten daardoor altijd een wat polemische insteek houden. Het kan misschien de impressie geven van geforceerd ellebogenwerk, terwijl het vaak toch niet onaardig is bedoeld. Ik heb die onenigheid simpelweg nodig om houvast te vinden. Ik hoop dat die dubbele waardering duidelijk op te maken is uit het proefschrift. Wat je geschreven hebt over de Nederlandse politiek staat wat mij betreft op eenzame hoogte. Vandaar ook die terugkerende en soms onhebbelijke noodzaak om mijn eigen positie van de jouwe te onderscheiden.

Laat ik je kritiekpunten een voor een behandelen.

Je vraagt waarom ik het nationalisme – een centraal referentiekader in je eigen werk over Fortuyn en Wilders – nauwelijks in mijn analyse heb opgenomen. Mijn overwegingen hier zijn ongeveer hetzelfde als die bij het begrip populisme. Nationalisme is een inherent meerduidig en politiek onbepaald fenomeen. Zo zie ik de progressieve politiek uit de jaren zeventig als uitgesproken nationalistisch. Nederland Gidsland, het idee dat wij een vooruitgeschoven post op het terrein van de wereldgeschiedenis zijn, wat is dat anders dan een nationalistische gedachte? Waarmee ik natuurlijk niet wil zeggen dat nationalisme geen rol speelt in de Fortuyn-revolte. Ik zie eerder twee vormen van nationalisme met elkaar clashen: een progressief idee van de natie, en een meer conservatief idee van de natie. Daarom zie ik nationalisme niet als het geschikte analytische instrument om de politieke omslag te duiden. Het klassieke begrippenpaar conservatief en progressief biedt meer houvast in mijn ogen.

Wat Bolkestein betreft, ik denk eigenlijk dat hij Hayek wel degelijk gelezen heeft. Joshua Livestro, zijn voormalige speechschrijver, liet weten op Twitter dat Hayek een zeldzame eerste druk in zijn boekenkast heeft staan van Hayeks naoorlogse bestseller The Road to Serfdom. Je zit ook niet 14 jaar in het curatorium van de prestigieuze Friedrich Hayek Stiftung als je de beste man geheel niet gelezen hebt. Bolkestein heeft wel vaker de neiging om te bluffen en zich voor te doen als anti-intellectuele realist. Eerder in een uitwisseling met Frank Ankersmit over het neoliberalisme op de landelijke opiniepagina’s, ontkende hij dat die term iets betekende. Het zou een scheldwoord zijn, bedacht door linkse tegenstanders. Maar in zijn boeken gebruikt Bolkestein zelf de term neoliberalisme.

Alhoewel ik je stuk over de schizofrenie van Bolkestein (zijn intellectuele anti-intellectualisme) fantastisch geschreven vind, zou ik zelf tot een net wat andere analyse komen. De conservatieve intellectuele traditie beroept zich sinds Edmund Burke op ervaring en prudentie en keert zich tegen de abstracte idealen van de Verlichting. Bolkestein put uit deze intellectuele traditie. In Bolkesteins De intellectuele verleiding zien we deze klassieke thematiek terugkomen: zijn beroep op de wijsheid en ervaring van praktijkmensen, en zijn afkeer van de abstracte ideeën van progressieve intellectuelen. Overigens passeert in dit boek ook Friedrich Hayek weer de revue, en zijn bekende kritiek op de socialistische intellectuelen als handelaren in tweedehands ideeën. Het ironische is dat Bolkestein de term gebruikt als een soort aanklacht tegen linkse intellectuele onderontwikkeling (Hayek gebruikte de term op een wat neutralere manier). Maar zelf is Bolkestein natuurlijk ook geen groot oorspronkelijk denker, hij is eveneens een handelaar in tweedehands gedachtegoed.

Dan komen we bij mijn kritiek op het hoefijzermodel. Ik snap dat je een zekere herwaardering voorstaat van emotie in de politiek. Wat mij bovenal tegenstaat is dat je de ratio met ‘realisme’ en ‘pragmatisme’ associeert en de onderbuik met (radicale) verandering. Ik kijk dan even naar het op pagina 26 van je boek De geest van Pim. Helemaal bovenaan in het schema staan de ‘redelijke denkbeelden’, geassocieerd met behoud en met de gevestigden. Helemaal onderaan de zogenoemde revoltés van links en rechts, geassocieerd met revolutie en met buitenstaanders. We moeten dus constateren dat hoe verder we naar beneden, naar verandering afdalen, hoe emotioneler mensen worden. Helemaal onderaan het schema staan volgens jou de mensen die ‘de bestaande orde niet zozeer met het verstand, als wel met het hart of misschien kunnen we beter zeggen, met de onderbuik’ verwerpen.

Hoefijzermodel.jpg

Dit is een zeer normatief en behoudend schema. In mijn beleving klopt het ook niet met de politieke werkelijkheid. Neem de Klu Klux Klan, dat waren gevestigden waar zoals bekend de zuidelijke elite (rechters, politici) deel van uitmaakte. Zij stonden voor behoud van de bestaande orde (allicht was die orde niet 100% democratisch, maar ik denk dat je mijn redeneertrant volgt). In jouw schema zijn dat de ‘redelijke denkbeelden’. Dat komt omdat je redelijkheid met orde associeert. Er zijn talloze voorbeelden waar die connectie echter niet op gaat. De Duitse Romantische denkers bijvoorbeeld, die zich opwierpen als verdedigers van gevestigde orde en bestaande traditie, dweepten juist met irrationaliteit en gevoel. Je gaat naar mijn mening voorbij aan het feit dat er onredelijke ordes kunnen bestaan.

Of pas het model eens toe op de machtsgreep van de NSDAP in 1933. Volgen we het hoefijzermodel, dan komen we uit bij een revisionistische geschiedenis, waar de communisten het dichtste bij de nazi’s zouden moeten staan. In werkelijkheid heeft het politieke midden, de Deutsche Zentrumspartei, de nazi’s in het zadel geholpen. De communisten waren de felste tegenstanders van de nazi’s die het eerst uit de weg werden geruimd. Kijken we vanuit hetzelfde schema naar politieke denkers, dan is Karl Marx bij uitstek de filosoof van de onderbuik. Radicale ideeën zijn volgens dit schema per definitie irrationeel, daarom denk ik ook dat er een aversie van radicale ideeën in je schrijven schuilt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik je kritiek op het klassieke links-rechts schema niet deel. Ikzelf hanteer eerder een driehoeksvorm (conservatisme, socialisme, liberalisme) als uitgangspunt. Het impliceert niet onmiddellijk een normatief oordeel, zoals het hoefijzermodel dat wel lijkt te doen.

Je hebt natuurlijk helemaal gelijk als je stelt dat Fortuyn óók een opportunist, een eclecticus, een provocateur was en dat die factoren van belang zijn. Ik heb echter het gevoel dat daar teveel de nadruk op is komen te liggen. In mijn proefschrift probeer ik daar tegenin te gaan, bovenal door te laten zien dat zijn ideeën heel goed aansloten bij de dominante ideeën van Nederlandse topambtenaren in die tijd. De vrije marktideeën van Fortuyn in het begin van de jaren negentig waren niet zo gek veel anders dan hetgeen toen courant was bij Economische Zaken, en dat waren zeker geen emotionele buitenstaanders.

Verder ben ik het niet met je eens dat matiging op zich een politieke deugd is. Denk aan Martin Luther King, een buitenstaander, een revolté in jouw model, en zijn beroemde aanklacht aan het adres van the white moderate. Denk aan gematigde slavernij, een gematigde dictatuur, of een gematigd kolonialisme. Het zijn allemaal heftige voorbeelden. Maar de tegenstanders van die ordes zijn per definitie radicalen. Is een radicale tegenstander van slavernij niet beter dan een voorzichtige en gematigde criticus daarvan? Ik denk kortom, dat je een nogal absolutistische opvatting van gematigdheid hebt. Gematigdheid bestaat altijd in relatie tot een bepaalde politieke orde en afhankelijk daarvan kan het een positief dan wel negatief te waarderen eigenschap zijn. Daarbij denk ik dat Jacques de Kadt een zeer conservatief en autoritair denker is, zoals wel blijkt uit Het fascisme en de nieuwe vrijheid, waar hij een sterk hiërarchische ordening voorstaat op basis van intelligentie. Ik zie hem als een neoconservatief avant la lettre. Ik begrijp niet zo goed waarom we zijn denkbeelden voor progressieve politiek zouden moeten aanwenden.

Als laatste is er de verhuftering. De verhaallijn die je presenteert, een rechte lijn van de democratisering in de jaren zestig, de neoliberalisering in de jaren tachtig, en het populisme in de jaren nul, samengevat onder de noemer van de dikke ik, is een vrij bekend conservatief motief. Niet voor niets is het een zeer geliefd thema bij partijen als VVD en CDA. Ik denk alleen dat het niet strookt met de historische werkelijkheid. Het neoliberalisme onder Lubbers kwam juist op, als reactie op de democratiseringsbeweging van de jaren zestig. Lubbers stelde dat de democratie was overbelast en weer moest worden ingesnoerd. De kabinetten Lubbers waren een vrij elitair en autoritair gebeuren. Een herstel van gezag, zoals Elco Brinkman het noemde. En het rechtspopulisme kwam op, zo stel ik in mijn proefschrift, als onderdeel van een bredere communitaristische kritiek op de individualisering die volgens conservatieven uit de jaren zestig zou voortkomen. Het verlangen naar gemeenschap, zoals Sjaak Koenis het noemt, was een centraal element in de Fortuyn-revolte. Je begrijpt, ik ben kritisch over de these van het rechtspopulisme als expressie van individualisering.

En ja, in dat hoofdstuk over GeenStijl plaats ik je lichtelijk provocatief aan de kant van de gevestigde orde. Ik denk dat dit wel terecht is. In dit geval denk ik overigens dat de orde die je verdedigt te prefereren is boven de orde die de jeugdige rebellen voorstaan. Maar mijn bredere punt is dat GeenStijl – waar ik weinig sympathie voor koester – juist uit een elitaire traditie put. Het literaire gefoeter en het afgeven op het progressieve idealisme dat we vinden bij Hermans, Reve en Komrij is geleidelijk aan buiten het literaire domein getreden. In die zin heb ik geprobeerd juist de onbeschaafdheid van de beschaafden aan te tonen.

Afijn, ik praat er graag een keer met je verder over door. Soms heb ik in mijn proefschrift punten van onenigheid aangestipt die eigenlijk een veel langere uitweiding verdienen.

Laat ik nogmaals benadrukken dat je werk voor mij een centraal referentiepunt vormt. En alhoewel de gemarkeerde geschilpunten natuurlijk makkelijker zichtbaar zijn, is dat overwegend in positieve zin.

Goeie groet,

Merijn

 

 

 

5 responses to “Denken in de contramine: Briefwisseling Dick Pels (2)”

  1. carel muller Avatar
    carel muller

    Beste Merijn !
    Ik ben het heel erg eens met je kritiek op het “hoefijzermodel” zoals Pels dat hanteert.In combinatie met zijn pleidooi voor “gematigdheid” is dat de dood in de pot.
    Eigenlijk vind ik het behoorlijk onvoorstelbaar dat die zg dichotomie ratio-emotie zó naief wordt gehanteerd ! Op de schop met die twee !
    mvrgr
    carel muller.
    ps Ik lees net Kahneman: thinking fast and slow, over hoe rationeel wij zijn (not).

  2. Johan Leestemaker Avatar
    Johan Leestemaker

    @ Dick Pels, @ Merijn Oudenampsen

    Medellín, 13 november 2018

    Estimados Caballeros,
    1. Op het gevaar af te worden versleten, misschien met wat milde spot, voor een verre buitenstaander, wil ik een kleine bijdrage leveren ‘van verre’. Soms helpt afstand houden en nemen bij het aandragen van wat andere gezichtspunten.

    2. Opvallend in uw beider teksten is het ontbreken van (vrijwel, ik kom daar zo, sub 4. op terug) enige referentie naar de sociaal-economische context en de wereldwijde inbedding van de gedecentraliseerde eenheidsstaat die ook wel Nederland, of hier in Latijns Amerika, Holanda genoemd wordt. Alsof de ontwikkeling van de politieke historie van die eenheidsstaat een autonoom verlopend proces is.

    3. Hierbij beken ik wel meteen tot geen van uw boeken hier toegang te hebben. Ik reageer dus uitsluitend op uw beider briefteksten.

    4. Het enige moment waarop u beiden enigszins raakt aan de ontwikkeling en de geschiedenis van de sociaal-economische context, zijn uw beider verwijzingen naar de stevige stijl van besturen die tijdens de kabinetten Lubbers gevoerd werd. Het waren gedenkwaardige jaren. Velen in de Haagse ministeries zullen zich de directe, handgeschreven ingrepen herinneren, waarmee vanuit het ministerie van Algemene Zaken bestaande protocollen werden genegeerd, en veelal met onverholen wat minachtende, directe instructies, bevolen werd tot het ingrijpen in soms al ver gevorderde besluitvormingsprocessen en ergo het passeren van de eerder ministerieel gemaakte afspraken. Dat daarbij ook niet geaarzeld werd zijdelings maar ongegeneerd, persoonlijke, c.q. familiaire belangen te behartigen (spoorwissels in Indonesië, betalingen in het Midden Oosten), ach, wie maakte zich daar druk om als Der Macher in eigen persoon bezig was. Steeds verder werden de animal spirits losgelaten, en, niet gehinderd door enige lastige vragen van mevrouw herself, kon Razende Ruud zijn gang gaan. In tegendeel: mevrouw herself moet met vertedering hebben gadegeslagen hoe een directe leerling van haar Pruisische papi slimmer dan Thatcher zijn slagen sloeg. Immers, het inruilen van de automatische prijscompensatie, op zich al een wangedrocht dat geen enkele serieuze vakbeweging van enige kracht zou accepteren, tegen, tja, tegen wat eigenlijk? Een structurend industriebeleid, zoals Arie van de Zwan bij de WRR voorafgaand aan de commissie Wagner bepleitte?

    5. Nederland als startland van het moderne kapitalisme (ik verwijs naar het Braudel Institute in Binghamton voor de empirische bewijsvoering) heeft het de afgelopen 400 – 418 jaar (misschien al wat langer?) voor elkaar weten te krijgen een manier van besturen het licht te doen zien die het best met het woord ´matigen´ te karakteriseren is. Tut, tut, tut, ho, ho, ho. Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Maar onder die deken van gematigheid in de kern van de eenheidsstaat, broeiden nog hele andere ervaringen. Van bijvoorbeeld tal van Slauerhoff’s die van ellende niet wisten hoe snel zij weg moesten komen uit de grijzige mistroostigheid van de moerasdelta aan de Noordzee. Verlangend naar het harde witte licht. Met ook lieden met heel andere karaktertrekken, zoals de Coen’s en anderen hebben laten zien.

    6. Die vreemde, vervreemdende, ontregelende, niet te combineren combinatie van wel en niet thuis zijn, van eeuwig onderweg zijn, de angstaanjagende vliegende hollander, die vreemde combinatie is wat velen in Nederland van kindsbeen af hebben meegemaakt, en wat de Nederlanders waar dan ook ter wereld, onmiddellijk voor elkaar kenbaar maakt. Het profijt zoeken op korte termijn, gecombineerd aan een soms overstelpende generositeit, die echter altijd weer tot berekenen en afrekenen leidt. Meesterlijke boekhouders, met systemen die wereldwijd en eeuwenlang standhouden, en die lorrendraaierij berekenend includeerden en includeren in de consolidering van het geheel.

    7. Vanaf de start van het nadenken over het doorbreken van het visieloze laissez-faire, (Tinbergen) heeft in Nederland toch de zware loden last van de eeuwenoude matigheid gedachte overheerst. De belangen waren simpelweg te groot. Er waren Japanners voor nodig om het militaristisch, gewelddadig ingehamerde denkkader te doorbreken in de gordel van de pulau seribu en de weg vrij te maken voor de volgende fase, zogenaamd ¨gematigde politionele acties¨. Enfin, lees de moedige Hueting nog eens na. De hemel hebbe zijn ziel.

    8. Is het meer dan symbolisch dat meerdere aan deze systemische politiek-sociaal-economische erfenis gelieerde personen hoofdrollen speelden en spelen in de autoritaire, soms openlijk fascistoïde ingrepen in het Nederlandse bestel? Deterding, Mussert, generaal Ferry Meijnderts, Bolkestein, Fortuyn, Wilders en zeer zeker ook Rutte?

    9. Niets van de schitterende, poëtische zachtmoedige stijl van de Tienduizend Dingen van Maria Dermoût bij de genoemde ´heren´.

    10. De rammende rûcksichtlose stijl van de in honderden jaren gesmeedde sociale-psychologie die de Nederlandse bestuursstijl kenmerkt, en die telkens weer in nieuwe gedaantes ‘afgekocht’ wordt als de spanningen te hoog op dreigen te lopen (¨ethische politiek¨, ¨geleide loon politiek¨, ¨automatische prijscompensatie¨) zijn een constante geweest de afgelopen eeuwen, en verzet ertegen strandde steeds in nieuwe vormen van versmoring. Of het om Troelstra ging of om het in brand steken van de Telegraaf. Zoals het oprichten van de VVDM en de ombouw van het leger naar een meer vredesoperaties georienteerd ¨Bernadotte Institute¨ model uiteindelijk uitliep op het door Lubbers en Kok gezamenlijk uitgelokte en tegen de uitdrukkelijke waarschuwing van de Zweedse Rijksdag in, bewerkstelligde Srebrenica schandaal, en daarna het bijna bedelend inleveren van de opkomstplicht.

    11. De onderliggende sociaal-economische logica bleef er één van korte termijn denken en van gebrekkige ontwikkelingsvisie. En mocht er eens unieke doorbraak denkers zijn, met bijvoorbeeld de proeffabriek in Jutphaas (Philips) of het reparatie atelier in Rabat (Daf trucks), ook snel werd deze unieke doordenkers duidelijk gemaakt dat hun op delen en wereldwijde solidariteit gebaseerde idealen en praktijken onvoldoende in het laatje brachten.

    12. Nederland heeft zijn grootste industrie-genie en anti-geleide loonpolitiek denker en doener doen vertrekken. Om persoonlijke redenen, maar zeker ook vanwege het Blok-hoofd denken dat nog steeds in Nederland opgeld doet. Singapore eert niet voor niets nog immer de nagedachtenis aan dr. Albert Winsemius.

    13. De gevolgen van het optreden van de maximum vertegenwoordiger van dit denken, de klassieke, totalitaire en gewelddadige marxist W. Drees, zijn dag in dag uit voor iedereen zichtbaar. In hun gezamenlijk blinde bewondering en verering voor deze totalitaire smoorder en matiger vonden Kok en Bolkestein elkaar. De waarschuwingen van Winsemius voor de sociale, economische en ecologische gevolgen van het ijzeren, geharnaste, bevroren en horizontaal geïntegreerde indutstrialisatie model van Tinbergen/Drees kwamen uit. De massale import van ongechoolde arbeid waar mensen als beesten gekeurd (leerzaam is een interview bij OVT radio met een voormalig AKU personeelsmanager…), vervoerd, gehuisvest en behandeld werden. De krankzinnige horizontale uitgroei van industrietakken en hun extreme kwetsbaarheid voor ´waar het nog goedkoper kon´ (overigens vaak met investeringen van de eigen moeder bedrijven, denk aan AKZO, denk aan DSM), en, last but not least, de bijna onmetelijke milieuvervuiling, waar de Volgermeer polder slechts een pars pro toto voor was/is.
    Wie herinnert zich niet de instortende wereld in Nederland van eind jaren 1970 en daarna de jaren 1980?

    14. Lubbers heeft niets, maar dan ook werkelijk niets gedaan om de aanzet die er onder Den Uyl gegeven werd aan structurele ombouw van de Nederlandse economie verder te stimuleren. Toegegeven, de wet Lubbers/Pronk (herstructurering van de Nederlandse industrie met een dimensie van ontwikkelingssamenwerking) heeft niet tot nauwelijks tot de gewenste resultaten geleid. Maar ondanks een scherpe neus voor kwaliteit, lukte het ook Bukman niet om onder Lubbers een kwaliteitsdebat te openen. De FMO werd tot een luie ontwikkelingsbank gemaakt, met veelal indirecte deelnemingen in plaats van ruim baan voor eigen sector en thema kennis en beleid en investeringen. De door Den Uyl bepleitte vermaatschappelijking van de vraag (redes Nijmegen en Eindhoven), die uiteraard tot immens protest bij de captains van het Dreessiaanse model leidde, werd ook politiek gesmoord. Na Bukman volgden er slechts boekhouders om met Mitterrand te spreken. Met als uitzondering op deze regel deed tussen 1989 en 1998 Pronk een tweede en een derde keer een dappere poging het tij te keren, maar de neus van Bolkestein, gesteund door het verraad van Kok, leidde tot immens verzet in de Tweede Kamer (Jan P: ¨ik voel mij een burgemeester in oorlogstijd¨) en daarna, na Pronk’s verdrijving in 1998 door Kok, de borrelpraat verkopende Herfkens met haar bespottelijke ‘minder landjes minder themaatjes’ beleid. Wat haar uiteraard duur is komen te staan. En de PvdA en Nederland en de inwoners van Nederland.

    15. Hoewel Fortuyn veel eerder zijn uiterste best deed het probleem van de ‘laissez-faire’ ongerichtheid van de industriële structuur in Groningen aan de kaak te stellen (conferentie ‘Voor en tegen de markt’), waar Den Uyl en Bolkestein direct met elkaar in discussie gingen, weer over de vermaatschappelijking van de vraag, wist ook Fortuyn zijn analyse niet verder te brengen dan de onjuiste conclusie dat alleen een retour naar Drees ons redden kon. Fortuyn was dus een sterke Bolkesteinist.

    16. In gedachten nemend dat na de dood van Den Uyl, Kok en Bolkestein elkaar uiteindelijk vonden in hun dwepende, blinde bewondering voor Drees, kan niet anders dan geconcludeerd worden dat de enige eerste en echte ´zoon´ die Kok en Bolkestein samen hebben voortgebracht, Pim Fortuyn heette. Met blinde haat naar beide vaders: ¨de Puinhopen van Paars¨. Daarna volgden nog Wilders als doorgeslagen tovenaarsleerling van Bolkestein alleen, en dan weer Rutte als tweede zoon van Kok en Bolkestein.

    17. De kritiek, zwaarste kritiek, die ik me kan voorstellen op Nederland in de periode vanaf 1945, is ergo dat nog steeds niet geleerd is om de centrale les van Albert Winsemius serieus te nemen. Namelijk dat autoritair en langdurig en systemisch lonen laag houden, uiteindelijk leidt tot een luie bourgeoisie en tot risico-mijdend, innovatie-mijdend gedrag. Winsemius zelf vergeleek zijn denken en zijn sector- en themabeleid, met het spelen met lego. Het gebrek aan dat spelende denken, en goed doordacht, en empirisch sterk onderbouwd sector-en themabeleid, is Nederland lange tijd fataal gebleven en geworden. Nu, vandaag de dag, nog steeds, wordt voorrang gegeven aan het voeren van een patat oorlog, al dan niet via de WTO, met Colombia (Kaag, Rutte eind deze maand in Bogotá), in plaats van miljoenen door de coke waanzin veroorzaakte interne vluchtelingen in Colombia met Nederlandse know-how te helpen ZELF tientallen verschilllende soorten aardappelen (nota bene uit Latijns Amerika afkomstig..) te verbouwen en zelf tot patat te verwerken. Bijvoorbeeld met een risico-dragende investering van Aviko hier te lande, met overdracht van kennis, van management- en markt-kennis. En zo inkomen te genereren aan beide kanten, in Colombia en in Nederland.

    18. Zolang Nederland niet afleert dat alleen ´halen´ leidt tot de twee andere h’s, hebben en houden, (J. Boersma), zolang zal het niet goed blijven gaan.

    19. Moge het lopende (historisch in meerdere zin) onderzoek naar het optreden van Nederland in Indonesië tot een doorbraak van de eeuwenlange verstarring in het denken en voelen leiden, en moge de houding van menselijke barmhartigheid de boventoon gaan voeren, wereldwijd.

    20. Deswegen sloeg Rutte’s preek in de Duinzichtkerk over het woekeren met de talenten niet alleen de plank volledig mis, maar bevestigde zijn inpassing in de Drees/Kok/Bolkestein orde, en zijn volslagen onwetendheid omtrent een hele andere interpretatie van deze gelijkenis, die in de nieuwste interpretatie een cynische kritiek op de berekenende, casinerende, gok-verslaafde, speculerende burgerij omhelst.

    21. Et ceterum censeo: waar het gaat om ‘lonen omhoog’, wijst het IMF de weg.

    Het kan dus verkeren.

    B.à.v deux. JL

  3. Johan Leestemaker Avatar
    Johan Leestemaker

    Nog één aanvullende opmerking bij de uithaal van Merijn aan het adres van Gerrit Komrij.

    Volgens mij slaat Merijn de plank volkomen mis.

    Gerrit Komrij heeft, onbetwist, zijn leven lang zijn best gedaan vanuit zijn discipline bij te dragen aan de discussie omtrent kwaliteit, in schrijven, dichten en spreken.

    Dat Komrij meegedaan zou hebben aan de verfoetering van progressief idealisme in de trant van Hermans of van Reve, gaat er bij mij niet in.

    Het enige dat Komrij zonder ophouden deed was oproepen tot discussie over de kwaliteit van de inhoud. Natuurlijk kun je van smaak verschillen over het succes dat hij daarbij had.

    Zijn laatste boek, door hemzelf als testament betiteld, de Loopjongen, heb ik als duidelijke wegwijzer naar Komrij zelf beleefd en naar zijn kritiek op de autoritaire, vingerstrommelende stijl van Kok, wiens ongeduld die tot zulke verschrikkingen als het accoord van Wassenaar en tot Srebrenica geleid heeft. De Loopjongen één ononderbroken loflied aan de inzet van een man als Jan Pronk, die zichzelf te pletter werkte, en die niet ophield (en ophoudt) de zaak van buen vivir voor allen te bepleiten en die door velen, zeker door Bolkestein, als zowel het kwade genius als gekke henkie beschouwd wordt. Ja, inderdaad, Bolkestein als een echte copie van Marx.

    Daarmee schaart Komrij zich in de lange rij van critici op de autoritaire, mislukte journalist uit Trier, die alleen dankzij klaploperij bij zijn oom Lion Philips in Zaltbommel en later bij F. Engels, en later met de centjes van z’n mammie, het hoofd boven water wist te houden. Maar niet ophield excluderende rommel te produceren, zoals bijvoorbeeld zijn voorstel voor een dictatuur van het proletariaat. Lenin (en later Mao, uiteraard de Kim’s en anderen) greep/grepen (en grijpen) er graag naar. Maar zonder Marx en zijn pleidooi voor sociale uitsluiting geen Lenin, zonder Lenin geen Djerzjinski, zonder Lenin geen Stalin, zonder Stalin geen Beria en zo zijn we via Stalin himself terug bij ‘onze’ Himmler (Stalin tegen Roosevelt over Beria).
    Meneer Marx met zijn praatjes, deed in Brussel en Londen niet anders dan gevoelige socialisten van iets andere snit dan meneer himself de mond snoeren en monddood maken.
    Echt socialistisch! Lang leve het de mondsnoeren van mensen met andere meningen!

    De fouten die door K. Marx gemaakt werden tijdens de 1e internationale (Londen en Den Haag), dreunen nog altijd na in de miljoenen laarzen marcherend op orders van Putin, Xi en Kim.
    Dat slechts één volk en land ter wereld tot nu toe heeft laten zien dat het heel anders kan, namelijk door de onzin van wapengeweld af te zweren en altijd voor multilateraliteit te gaan, dat was iets dat in het beperkte brein van mislukkeling Marx niet opkwam.

    Costa Rica, 1 december 1948. Niet voor niets is daar nu een president gekozen die werkt in de wat chaotische maar zachtmoedige sociaal democratische traditie zoals in Zweden. Alvarado Quesada.

    Graag hierna nog wat uitspraken van Komrij omtrent de Loopjongen geciteerd. Opvallend dat als je goed leest, dat je dan een poëtische, zachte verwijzing kunt lezen naar Hella Haasse en haar Oeroeg. Haar startroman, het thema van Komrij’s testament.

    Nog zo’n voorbeeld van een ontheemde, die net als Komrij, het niet goed uithield bij kaas en spruitjes alleen.

    https://www.nu.nl/boek/2766713/gerrit-komrij-ziet-nieuwe-roman-als-testament.html

  4. wijlage Avatar
    wijlage

    Merijn

    Fijn dat je het conservatieve motief nog eens uit elkaar haalt, dat van die gesuggereerde overloop tussen democratisering en neo-liberalisme. Maar tevens zou ik dan ook niet zo makkelijk de Geenstijlstrategie als gevolg van, of aan, een specifieke (extra)literaire tendens koppelen. Veeleer lijkt mij die strategie een gleufhoeduitkomst van een combinatie tussen ‘new – angelsaksische -journalism’ en moderne reclame/marketingpropaganda. (Hier bedoel ik dus niet de briljante systeemkritiek van die ‘mislukte journalist uit Trier’).

    Groet,
    Gert

  5. Johan Leestemaker Avatar
    Johan Leestemaker

    @ Gert: De meneer die de bedoelde systeemkritiek formuleerde was kennelijk zelf minder overtuigd van de briljantie ervan. Ik verwijs naar een ook op verdere punten informatief verhaal van David Tresilian in Al Ahram (Caïro) van eerder dit jaar. Niet alle punten zijn nieuw of al eerder beschreven, maar het kan geen kwaad nog eens te benadrukken dat alle pogingen om K.M. tot een soort onbevlekte profeet te verklaren, niet alleen door meneer himself als wereldvreemd beschouwd werden. Laten we maar niet te lang nadenken over de lange rij van (fanatieke) offeraars op de Marx altaren, je wordt er naar van. Opmerkelijk detail dat geen enkele foto bestaat van zijn ware, baardloze gezicht. Alsof de wereld dat ultieme ware gezicht maar beter niet kon kennen. Marx als uit een de hand gelopen monster van van eigen maak.

    quote
    Engels was famously shocked to find, when he went through Marx’s manuscripts after his death in 1883, that the mass of material that he later published as volumes two and three of Capital (in 1885 and 1894) had not really been touched since the 1860s. According to British academic Gareth Stedman Jones, Marx’s most recent full-scale biographer, in the 1870s “Marx no longer talked much about his work to Engels,” possibly because of growing intellectual divergences between the two and doubts entertained by Marx, but apparently not by Engels, of the dogmatic character of “Marxism”.

    What was appearing under that name in France in the 1880s, “a mixture of left-bank anti-religious materialism, the Communist Manifesto, and Engels’s Anti-Dührung [a polemic against a German writer], was only nominally similar to Karl’s approach,” Stedman Jones writes. “It was in this context that Karl had once said, ‘if anything is certain, it is that I myself am not a Marxist. ’”
    unquote

    Bron: http://weekly.ahram.org.eg/News/24784.aspx

Leave a reply to Johan Leestemaker Cancel reply