Het dikke ik en het dikke wij: Briefwisseling Dick Pels (3)

Amsterdam, Tweede Paasdag 2018

Hoi Merijn,

dank voor je complimenten over mijn back catalogue. Zo heb ik zelf ook lang gewerkt: schoorvoetend eigen gedachten ontdekken door het met belangwekkende anderen oneens te zijn. Het duurde vrij lang voordat ik daarzonder kon en mijn eigen lijnen durfde uit te zetten. Mijn ontdekking: de dingen die je eigenlijk raar vindt omdat niemand anders ze denkt, zijn juist het meest eigen: de kern van je eigen positie.

Ik blijf vinden dat je Bolkestein te intellectualistisch benadert. Wat is eigenlijk ‘lezen’? Tussen niet lezen en goed lezen zitten immers allerlei tussenvormen, zoals oppervlakkig lezen, doorbladeren, veel overslaan, voorwoord en nawoord lezen, lezen met bevooroordeelde blik. Bolkestein heeft veel boeken in de kast staan, maar aan zorgvuldig lezen ervan is hij m.i. nooit toegekomen. Ik herinner me een seminar met een academisch gezelschap in de aula van de Groningse universiteit ver de rol van intellectuelen in de politiek, waar Bolkstein flink door de mand viel: hapsnap historische en sociologische kennis, rechtse vooroordelen, grote stelligheid, gebrek aan luistervaardigheid enz. Tweedehands denken in allerlei opzicht.

Ik reken mezelf overigens graag tot de ‘belangrijke Burkeaanse conservatieve traditie’, die zich beroept op ‘ervaring en prudentie… tegen de abstracte idealen van de (radicale) Verlichting’. Er zit een gevaarlijke kant aan de radicale Verlichting (de ‘enige echte’ volgens Israël, Cliteur, Hirsi Ali) die precies schuilt in het radicalisme ervan: denk aan de abstracte, letterlijke notie van de volkssoevereiniteit die populisten van links én rechts tot inspiratie dient (zie hierover het onvolprezen Totalitarian Democracy van J.L. Talmon uit 1972).

Bij je repliek over de status van het nationalisme lijk je de juiste maat uit het oog te verliezen. Ten eerste zijn het begrippenpaar progressief vs. conservatief (of links vs. rechts) nauwelijks minder ‘meerduidig en onbepaald’ dan de termen nationalisme en populisme. Het blijft bij jou onduidelijk wat het verband is tussen conservatisme en nationalisme. In mijn opvatting is het moderne rechtspopulisme een heruitvinding van het nationalisme in de nieuwe context van een liberale, dus individualistische en marktgeörienteerde maatschappij. Ten tweede is er een wezenlijk verschil tussen het progressieve internationalisme van Nederland Gidsland en de huidige rechtse nationalistische Internationale. Je hebt gelijk dat er ook in het eerste een superioriteitsgedachte school die door een overdosis morele stelligheid werd geschraagd. Maar de inhoud ervan was een volstrekt andere, en die zou ik nog steeds graag voor mijn rekening willen nemen. Er is niets mis met trots op Nederland of progressief patriottisme in deze zin, als het maar geen sentiment is dat anderen uitsluit, en als het ruimte laat voor zelfrelativering (zie mijn boek Een zwak voor Nederland uit 2005 en mijn pleidooi voor Europees patriottisme in A Heart forEurope uit 2016).

Het hoefijzermodel blijft misverstanden oproepen, en ik zie nu dat dit ook ligt aan mijn eigen formuleringen (in De Geest van Pim). ‘Redelijke denkbeelden’ moet je niet normatief lezen, omdat ik redelijkheid hier niet associeer met rationaliteit maar met een ‘midden’ of een ‘orde’ van gevestigden waar ik zelf zeker niet bij wil horen. Het is wat het gevestigde centrum redelijk vindt (zichzelf dus), waarbij andere posities afsteken als ‘onredelijk’. De zin die je citeert over verstand en hart en onderbuik vind ik nu onscherp en ongelukkig. Ik associeer emoties geenszins alleen met de onderkant van het schema: de politieke bohème. Behoudzucht, veranderingswil en revolutiedrang zijn drie soorten van emotie (drie soorten onderbuikgevoel) die kunnen worden gekoppeld aan verschillende (linkse en rechtse) ideeën. Mensen worden dus niet ‘emotioneler’ naarmate we afdalen in het schema. Ook revolutionairen (van links én rechts) verbergen hun emoties graag achter een scherm van rationaliteit, bijvoorbeeld dat van een ‘wetenschappelijk’ socialisme, nationalisme of racisme (of neoliberalisme natuurlijk). Het hoefijzermodel gaat over een relatieve ontkoppeling van ideeën en emoties, en doet daarmee recht aan het historische feit dat verschillende ideeën zich kunnen hechten aan emoties met een uiteenlopende intensiteit. Dat radicale ideeën per definitie irrationeel zouden zijn, werp ik dan ook verre van mij. Maar je hebt gelijk als je vermoedt dat ik het revolutionaire sentiment als zodanig wantrouw, omdat het gemakkelijk (ver)leidt tot absolutisme en dictatoriaal gedrag. ‘Denk vermetel, handel gematigd’, zoals (opnieuw) het advies van De Kadt luidde.

Maar de deugd der matiging staat bij jou niet hoog aangeschreven. Hopelijk ben je het met me eens dat gematigde vormen van slavernij/dictatuur/kolonialisme te prefereren zijn boven hun radicale en mateloze versies. Het was beter leven in de DDR dan in Nazi-Duitsland. Loonslavernij is beter dan de fysieke slavernij in het Amerikaanse Zuiden vóór 1861. Matig drinken is beter dan alcoholverslaving. Het (historisch uitvoerig bewezen) risico van een radicale democraat is dat hij snel kan veranderen in een gematigde of niet zo gematigde dictator. Democratie is (ook) matiging van de soevereine volkswil en van de heerschappij van de meerderheid via constitutionele garanties voor minderheden en dissidentie. De groene politiek wordt niet gedicteerd door ‘objectieve’ planetaire grenzen, maar is een project van menselijke zelfbeheersing en zelfbegrenzing. Daarom zijn De Kadts ‘socialisme ter wille van het individualisme’ en zijn ‘wapening der gematigden’ vele malen interessanter dan jouw etikettering van zijn denken als ‘conservatief en autoritair’.

Dat je niet alles kunt afplakken door het ‘conservatief’ te noemen geldt tenslotte ook voor de genealogie van het ‘dikke ik’. Het neoliberalisme is veel meer dan een reactie op de democratiseringsbeweging van de jaren zestig: het ligt ook in het verlengde ervan en parasiteert er in belangrijke mate op. Denk aan het hedonisme, het paradoxale ‘massa-individualisme’ en de meritocratische ideologie die alom aanwezig zijn in de reclame, de media en de (politieke) marketing. Je miskent de progressieve elementen in het moderne populisme (zoals de politiek van sociale bescherming, waarvan de sociaaldemocraten letterlijk uitverkoop hebben gehouden), die het juist zo intrigerend en moeilijk grijpbaar maken voor linkse progressieven. De verhuftering is een cultureel effect van die neoliberale én nationalistische kaping van het vrijheidsideaal. Het ‘dikke ik’ van het doorgeschoten, mateloze individualisme past namelijk heel goed bij het ‘dikke wij’ van het nieuwe nationalisme. Het progressieve project is daarom behalve een strijd tegen materiële ongelijkheid ook een beschavingsproject dat strijd levert tegen deze dubbele, individuele en collectieve, zelfgenoegzaamheid.

Hartelijke groet, Dick