Een tijdje terug schreef Stephan Sanders een column getiteld “Is er ruimte voor de dissidente zwarte stem?” waarin hij de zwarte gemeenschap om ruimte vraagt voor een “tegendraads, individueel en superieur” geluid. Wat mij bovenal fascineerde is de manier waarop de identiteit van dissident wordt geclaimd voor een positie die overduidelijk ten dienste staat van de gevestigde orde.
Een man die spreekt vanuit een geprivilegieerde positie omdat hij toegang heeft tot de media, vraagt de dissidente stemmen die dat niet vanzelfsprekend hebben, of hij de ruimte krijgt om anders te zijn. Überhaupt heeft hij die ruimte dus al en neemt hij deze ook. Het anders-zijn waar Sanders ruimte voor claimt is niet de positie van maatschappelijke dissident maar juist die van conformist: iemand die zich comfortabel voelt bij de status quo. Stephan Sanders is een conformist die zich presenteert als rebel.
Eenzelfde positie nam Stephan Sanders in in een debat met ondergetekende. Het liberale individualisme van Sanders fascineert me, bovenal de manier waarop het zich keert tegen emancipatie op basis van groepsidentiteiten. Wat mij aanzette tot een korte rant over de rebelse conformist.
***
Er zou eigenlijk een studie moeten worden geschreven over de rebelse conformist. Volgens mij is dit de centrale figuur in ons intellectuele leven.
De rebelse conformist beroept zich op een superieur en tegendraads individualisme. Een pose die hij of zij met veel pijn en moeite afgekeken heeft en aangeleerd uit de boeken van bijvoorbeeld een Hermans, Houellenbecq of Nietzsche.
Superieur is hier een belangrijk woord. De rebelse conformist ontleent zijn identiteit aan het feit dat hij niet behoort tot de massa of tot enigerlei groepsidentiteit. De contradictie is hier levensgroot, aangezien deze verheven individualiteit enkel bestaat bij de gratie van erkenning door gelijkgezinden. De rebelse conformist hunkert naar bevestiging van geestverwanten, die allen beamen dat de rebelse conformist, net als zijzelf, bijzonder uniek en oorspronkelijk is.
Was de rebelse conformist in het begin van de 20e eeuw nog een vrij zeldzaam fenomeen, te bewonderen in de filippica tegen het burgerdom van een Ter Braak of Du Perron, vandaag de dag nadert de productie een industriële schaal. Niet voor niets adverteert een van ‘s lands grootse universiteiten zich als producent van dit ooit zo zeldzame product.
De rebelse conformist zegt zich te keren tegen de moraal. Deze wordt afgeschilderd als een dominant, ja haast totalitair gegeven, die het de rebelse conformist onmogelijk maakt zijn bijzonder individuele geestesroerselen tot uiting te brengen. Echter: het betreft niet de moraal zonder meer. De rebelse conformist keert zich in het bijzonder tegen de egalitaire moraal.
De dominante moraal, de viering van de strijd om distinctie, aanzien, macht, bezit, carrière, titulatuur, wordt volmondig onderschreven. Aangezien het niet netjes wordt geacht om de dominante moraal al te publiekelijk uit te venten, heeft deze een minder zichtbaar karakter. Vandaar dat de egalitaire moraal de enige moraal lijkt te zijn, waartegen een eervolle strijd geboden is.
De rebelse conformist heet tegendraads te zijn. Dat doet hij of zij door meningen uit te dragen die breed gedeeld worden. Hij of zij verwoordt het collectieve onbewuste van een maatschappij die formeel gelijk is, maar informeel niet. De ongelijkheid der seksen, de ongelijkheid der culturen, de ongelijkheid van sociale achtergrond; de dominante moraal is dat ongelijkheden verdiend zijn. De rebelse conformist is een provocateur die bevestigt wat men eigenlijk al denkt, en dient zo een belangrijke maatschappelijke functie.
“Mijn naam is Legioen, wij zijn met velen” is tussen de regels door te lezen.