De fantoom van het tijdsbeeld

Uit het archief. Ergens uit 2008. Over de Duyvendak-affaire.

Met de naweeën van de Duyvendak affaire nog vers in het geheugen, lijkt het een goed moment om de rekening eens op te maken. Er zijn veel dingen gezegd, soms met een kern van waarheid, soms ronduit gelogen. Het beeld van de jaren tachtig en dat van de huidige kraakbeweging is een terrein van conflict geworden tussen rechtse politici en een bredere kring van journalisten, krakers en oudgedienden. Wat in het oog springt, is de terugkerende aanwezigheid van het woord ‘tijdgeest’ aan beide zijden van het debat.

Zowel in linkse als rechtse kringen lijkt er een consensus te bestaan dat de acties van Duyvendak niet los gezien kunnen worden van de tijdgeest van de conflictueuze en getroebleerde jaren tachtig. Zo geeft Duyvendak zelf grif toe dat hij de acties van toen, de inbraak bij het ministerie, de publicatie van adressen van ambtenaren in krakerskrant Bluf!, in deze tijd niet meer toelaatbaar acht. De inzet van de strijd lijkt daarbij primair te gaan om de nagedachtenis aan de jaren tachtig, om de vraag of linkse activisten uit die tijd de brave burger in het heden een excuus verschuldigd zijn.  Oud-kraakster Natasha Gershon probeerde via een artikel in de Groene Amsterdammer te komen tot een herwaardering van die tijd, en van de verdiensten van de ‘kraakgeneratie’. Cultuursocioloog Gabriël van der Brink lamenteerde op televisie nog eens het gebrek aan historisch perspectief. Volgens van der Brink moeten we meer rekening houden met het Umfeld, het maatschappelijke klimaat waarin een bepaalde daad of uitspraak wordt gedaan. In de huidige tijd zijn we namelijk ‘gevoeliger’ geworden.[1]

Hoezeer het ook waar mag zijn dat de acties van Duyvendak bezien moeten worden in het licht van de tijd waarin ze zich voltrokken, er schuilt tegelijkertijd een dikke adder onder het gras en een lichte huichelachtigheid in de stelling.

Een vergelijkbaar contrast tussen tijdsbeelden wordt namelijk gebruikt om kraken in de huidige tijd te criminaliseren. Denk bijvoorbeeld aan de indieners van het kraakverbod. Door conservatieven als Ter Hoopen wordt op haast nostalgische wijze gerefereerd aan het tijdsbeeld van de jaren tachtig, toen krakers nog ‘idealistisch’ en ‘politiek gedreven’ waren, toen het nog kon, ook gezien de dramatische omstandigheden wat betreft de huizenmarkt of de werkloosheid. Dit in contrast met de huidige tijd, waarin het veelbesproken ‘geweld’ van de kraakbeweging, die in de beeldvorming ‘overspoeld’ wordt door een vijfde colonne van Oost-Europeanen, geen enkele legitimering meer lijkt te hebben.

In de huidige tijd zijn we gevoeliger geworden, het lijkt dus een gedeeld sentiment.

Laten we nog even dieper graven. Wat was nu eigenlijk de druppel die leidde tot het aftreden van Duyvendak? De lastercampagne en ongefundeerde associaties met de RARA die de Telegraaf de wereld in slingerde kunnen het niet geweest zijn. De inbraak bij het ministerie was ook niet dermate controversieel. Een meerderheid van de kamer had volgens het NOS journaal van 2 september immers geen grote problemen met de publicatie van de geheime documenten. Blijft over de publicatie van de adressen van ambtenaren in Bluf!, het twintig jaar oude krakerskrantje dat de PVV’er Barry Madlener triomfantelijk de lucht in hield tijdens een kamerdebat, tot ontsteltenis van de in het nauw gedreven minister Cramer.

Ok, de publicatie van adressen dus. Dat was onverdedigbaar.

Maar juist op dit punt treffen we onze adder onder het gras. Iedereen die enigszins bekend is met de nieuwe internet cultuur weet dat de publicatie van adressen, waarop bijna onvermijdelijk nare telefoontjes en doodsbedreigingen volgen, vandaag de dag schering en inslag is. Waren de acties van de ‘kraakgeneratie’ toen, zij het met andere ideologische motieven, niet vergelijkbaar met die van de ‘GeenStijl’ generatie van nu? De doodsbedreigingen die plaatsvonden na publicatie van adressen en telefoonnummer op GeenStijl of andere “schocklogs”, moeten in de vele tientallen lopen. Zo vermeldt van de Volkskrant in juni dit jaar dat ‘een grote leverancier van het sterk gegroeide aantal dreigementen dat ministers en kamerleden ontvangen’, te wijten moet worden aan de ‘ongeremde GeenStijlgeneratie’:

‘Een grote leverancier van het sterk gegroeide aantal dreigementen dat ministers en Kamerleden ontvangen, is het schoolkinderencircuit van de ongeremde GeenStijlgeneratie, gewend als dat is primair te reageren op alles wat onwelgevallig is. In de eerste helft van 2008 waren er 225 aangiften –bijna evenveel als in heel 2007. In alle vormen komen ze binnen: kogel-, poeder- en scheldbrieven, dreigtelefoontjes, hate-raps en e-mails met doodsbedreigingen.'[2]

Doodsbedreigingen als gevolg van campagnes van Geen Stijl, al dan niet per nachtelijk telefoongesprek of aan  familieleden, werden onder meer geuit aan Hanneke Groenteman, Stivoro directeur Trudy Prins, PerspectieF voorzitter Rogier Havelaar, volkszanger Dave van Well en Volkskrant blogger Wim Heitinga. Het is dan ook niet verwonderlijk dat technologiemagazine Bright in een artikel over GeenStijl alleen mensen kon vinden die anoniem informatie wilden geven. ‘Ze zijn bang zelf doelwit te worden. Want met het afmaken van mensen heeft GeenStijl een reputatie opgebouwd'[3]. En wie o wie is de eigenaar van GeenStijl? Juist ja, de Telegraaf.

Daarmee lijkt de affaire Duyvendak een typisch geval van selectieve verontwaardiging.

Het is waar, uiteindelijk heeft geen van deze personen onlangs een molotovcocktail door de ruiten gekregen, maar desalniettemin is het verschil in publieke reactie opzienbarend. Stak een storm van publieke verontwaardiging op in onze overgevoelige, hypochondrische maatschappij? Schreeuwde de media moord en brand? Waren er politici die spoeddebatten eisten over ‘de terreur’ van GeenStijl? Niets daarvan. GeenStijl kreeg meerdere onderscheidingen voor hun vernieuwende aanpak, en een grote verscheidenheid aan politici zijn zelf maar aan het bloggen geslagen op GeenStijl[4].

De Duyvendak affaire zegt daarmee niet zozeer iets over de toegenomen gevoeligheid van de maatschappij, maar eerder iets over het omgeslagen politieke klimaat. Waren het in de jaren zeventig en tachtig linkse bewegingen wiens acties gelegitimeerd werden door hun strijd tegen het establishment, op het huidige moment is populistisch rechts vlaggendrager van het anti-establishment sentiment. Maar de belangrijkste observatie betreft hier niet de slippendragers van Fortuyn, zoals Bas Heijne dat ooit verwoordde. Het betreft de intellectuelen, opiniemakers en journalisten die niet in staat blijken te zijn om politiek te denken.

Zo was in de NRC onlangs een artikel te lezen over de Amerikaanse vice-presidentskandidate Palin. De journalist in kwestie verwonderde er zich over, dat de verkiezingen in de VS dermate waren gepolariseerd, dat er sprake was van ‘linkse feiten’ en ‘rechtse feiten’ met betrekking tot het verleden van Palin. Zo zo. Alsof ‘feiten’ niet altijd het slachtoffer worden van politieke doeleinden. Alsof Duyvendak niet enkele pagina’s verderop in de krant geslachtofferd werd als gevolg van ‘rechtse feiten’. Het is precies dit wonderlijk naïeve geloof in politieke objectiviteit dat de Nederlandse media tot argeloze handlanger maakt van de campagnes van de Telegraaf en politici als Wilders. Dezelfde houding vinden we terug in de rangen van de intelligentsia, die de opinies van rechts gelijk verheft tot een nieuw publiek gedeeld sentiment: ‘we’ zijn in de huidige tijd gevoeliger geworden, voor buitenlanders, krakers en andere onaangepasten. Maar natuurlijk. Alsof we niet voor onszelf kunnen denken. Zo wordt een intolerante rechtse minderheid automatisch tot woordvoerder gepromoveerd van een zwijgende meerderheid.

Maar de grootste opgave ligt natuurlijk niet bij het politieke midden. Links heeft een dermate grote ideologische aderlating ondergaan in de laatste jaren, dat mensen die zich menen te moeten verontschuldigen voor hun linkse verleden, zoals Duyvendak, neergezet kunnen worden als een geloofwaardige representatie van de staat van linkse politiek. Dat wil zeggen: linkse politiek is tegenwoordig netjes, volwassen en bestuurlijk geworden. Mensen die een andere houding aannemen vinden de “objectieve” onwil van de media op hun weg. Zo kreeg het blog GeenCommentaar, voorloper van Sargasso, nee op het rekest toen zij een betaalde steunadvertentie aan Bluf wilden plaatsen bij de gratis krant de Pers. Het zou ‘te politiek’ zijn.

Zo zijn we aangekomen in de verbluffende situatie waar rechtse meningen nieuws zijn, en linkse meningen politiek. De verleiding is groot om de Calimeromentaliteit die rechts tot perfectie heeft ontwikkeld in haar relatie tot de media, nu voor linkse doeleinden in te zetten. Maar zelfs daarvoor is niet genoeg kritische massa aanwezig. Links moet eerst maar eens een eigen positie zien op te bouwen in het medialandschap en op het internet.

Het liberaal-linkse blog Sargasso heeft er alvast een term voor uitgevonden die goed past binnen het vocabulaire van de GeenStijl generatie: ‘terugneuken’.

[1] Een vergelijkbare stelling verkondigt socioloog Willem Schinkel, die de Nederlandse maatschappij vergelijkt met een hypochondrische patiënt.

[2] http://www.volkskrant.nl/binnenland/geenstijlgeneratie-bedreigt-erop-los~a904251/

[3] http://www.bright.nl/03-whois-geenstijl-nl

[4] Te weten: Boris van der Ham, Joost Eerdmans, Geert Wilders en Harry van Bommel