Trans­parantie en geheim­houding

(Beeld: hoofdkwartier van de NSA) Lezing bij de lancering van Open #22, Transparantie, openbaarheid en geheimhouding in het tijdperk van WikiLeaks, winter 2011.

Ik ga vandaag proberen een brug te slaan tussen het huidige nummer van Open, dat gaat over transparantie en geheimhouding in het tijdperk van Wikileaks en aan de andere kant wat we de politiek van zichtbaarheid van Occupy kunnen noemen. Daarbij ga ik in het bijzonder in op het veel bekritiseerde geloof van Julian Assange dat het openbaar maken van informatie op zichzelf een bevrijdende werking heeft. Dit klinkt voor sommigen als een vreemde echo van Mark Zuckerberg zijn statement dat privacy niet langer een sociale norm is, die door Facebook dan ook niet gerespecteerd hoeft te worden. Alle informatie die behoort tot onze privé sfeer wordt door nieuwe technologieën als Facebook en Wikileaks bedreigd met openbaarmaking, is de algemene lezing. Het is dit argument dat in Nederlandse kranten gebruikt werd om Wikileaks aan te vallen. Zo werd de lezer geacht zich te verplaatsen in de woede van de Amerikaanse regering, want hoe zouden wij reageren als onze privé-informatie plotseling openbaar werd gemaakt?

Als er al sprake is van een tijdperk van Wikileaks, dan hebben we het niet over een tijdperk van de groeiende openbaarheid der dingen. Integendeel, Wikileaks is slechts een in de kiem gesmoorde tegenreactie op de spectaculaire toename van praktijken van geheimhouding die plaatsvinden in het kader van de oorlog tegen het terrorisme. Het hoogtepunt van die trend ligt niet achter ons, we bevinden ons er midden in. De Electronic Frontier Foundation stelde in 2011 dat geheimhouding nieuwe en absurde hoogtes heeft bereikt. Over 2010 werden 77 miljoen documenten tot staatsgeheim verklaard, 40% meer dan het jaar daarvoor. Een rapport van de Information Security Oversight Office liet zien dat in 2011 dat getal omhoog schoot naar een ongeëvenaarde 92 miljoen geheime documenten. Het aantal mensen dat een speciale permissie heeft om met deze geheime informatie om te gaan, bedraagt 4.2 miljoen. Ondertussen bouwt de National Security Agency in de bergen van Utah een zwaar gepantserd gebouw, vijf keer de grootte van het Capitol. De kosten zijn 2 miljard. Het zal gigantische servers huisvesten die in het geheim enorme hoeveelheden data – van telefoongesprekken tot creditcardbetalingen – zal gaan filteren op mogelijke inlichtingen.

Obama wordt in brede kringen gezien als een radicalere voorvechter van geheimhouding dan zijn voorganger George Bush. Onder Obama zijn naast Guantanamo Bay, nieuwe geheime martelgevangenissen geopend in Bagram en Mogadishu. Onder Obama zijn de CIA rendition vluchten hervat. Onder Obama zijn meer klokkenluiders vervolgd dan in de afgelopen veertig jaar bij elkaar opgeteld. Onder Obama is voor het eerst een Amerikaans staatsburger op basis van geheime informatie door een drone omgebracht, enkele weken later gevolgd door zijn zestienjarige zoon. Het ministerie van justitie weigert de memo vrij te geven waarin de legale onderbouwing voor deze aanslagen is beschreven. Met de door Obama getekende National Defense Authorisation Act (NDAA) die in December 2011 is aangenomen, is de hele wereld uitgeroepen tot oorlogsgebied, inclusief het Amerikaanse grondgebied. Burgers kunnen op basis van geheime zwarte lijsten omgebracht worden, als Obama de kill-order geeft, of voor onbepaalde tijd gevangen worden gezet, enkel op basis van de verdenking van terrorisme. Elke man in het gebied van een drone aanval met een leeftijd die hem een mogelijke militair maakt, zo openbaarde de New York Times, wordt door de Obama regering als terrorist gedefinieerd. Het macabere gevolg is dat in theorie bijna iedereen in de wereld door een drone omgebracht kan worden of gevangen kan worden gezet. De veelomvattendheid van het geheimhoudingsregime volgens de nieuwe Obama receptuur, is van die aard dat zelfs 200 pagina’s aan e-mails over Obama zijn eigen transparantiebeleid, gecensureerd en tot staatsgeheim zijn verklaard. Het is niet verwonderlijk dat Aaron David Miller, een gevestigde Midden Oosten adviseur voor zowel Democraten Republikeinen, in het tijdschrift Foreign Policy tot de volgende conclusie kwam: “Barack Obama heeft zich ontwikkeld tot George W Bush on steroids.”

In deze context van een immense uitdijend regime van geheimhouding moeten we Wikileaks en figuren als Julian Assange en Bradley Manning plaatsen. Niet als de markering van een nieuw hoogtepunt van technologische openbaarheid, maar juist als tegenreactie op wat geldt als een historisch hoogtepunt van geheimhouding, als een consequentie van imperial overstretch. Want hoe is het mogelijk honderden miljoenen documenten geheim te houden, als 4.2 miljoen mensen daar toegang toe hebben? Toen de Pentagon Papers gelekt werden in 1971 door Daniel Ellsberg, documenten die het label Top Secret droegen, leidde dat tot een politieke controverse en werd Daniel Ellsberg uiteindelijk gelauwerd als held. Toen Bradley Manning informatie van een veel minder gevoelige aard openbaar maakte, niet Top Secret maar enkel Secret, werd hij in eenzame opsluiting geplaatst, waarbij hij elke dag naakt voor de bewakers moest verschijnen voor inspectie, in een bewuste poging hem psychologisch te breken. Het verschil in behandeling tussen Ellsberg en Manning maakt duidelijk dat we – ondanks al het populaire gebabbel over openbaarheid en technologisch gefaciliteerde democratisering – in de toekomst eerder meer geheimhouding en autoritarisme dan transparantie en democratie kunnen verwachten.

Nu hebben politiek en waarheid elkaar nooit goed kunnen verdragen. De kennis van de uitoefening van de macht, de arcana imperii, was voorbehouden aan een selecte groep van ingewijden. Het ontstaan van de politieke wetenschap, met het werk van Machiavelli, staat in het teken van de openbaring van de tot dan toe geheime politieke technieken om de economie van de waarheid te reguleren. Misleiding, leugen en bedrog zijn een inherent onderdeel van het politieke bedrijf. Vandaar dat kritiek op de macht traditioneel gezien altijd de vorm van ontmaskering heeft aangenomen, van waarheidsvinding. Sinds de jaren zeventig wordt ons verteld dat er geen objectieve waarheid meer is, dat er een serie van waarheidsregimes is (Foucault), of om in de woorden van Baudrillard te spreken, een hyperrealiteit, een wereld waarin de verbeelding van de werkelijkheid in de media belangrijker is geworden dan de materiële realiteit waaraan zij refereert.

Wat ons ongemakkelijk maakt aan de claims van Assange is de terugkeer naar het oude verlichtingsideaal van waarheidsvinding. Een ideaal dat ons paradoxaal genoeg, juist in een door media verzadigde spektakelwereld wordt aangekondigd. Assange predikt een variant van het evangelie van Johannes, dat stelt: U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden (Johannes 8v32). Een moderne opvoering van de Platoonse allegorie van de grot, waar de flikkerende schimmen die zich voor ons tonen slecht een illusie zijn, een reflectie van de ware vormen die zich achter ons schuilhouden. Ware vormen die onbereikbaar zijn, vanwege de ketens die ons in de grot vasthouden. Of in meer moderne vorm de schijnwereld van de matrix, waar de rode pil voldoet om onprettig te ontwaken uit een nefaste simulatie. Het punt is niet zozeer dat dit type waarheid er niet meer is, eerder dat elke waarheid het vereist zichtbaar te worden gemaakt. De waarheid dient gemobiliseerd te worden, aangekleed en geïnterpreteerd te worden. De waarheid is een verhaal dat verteld moet worden. Assange zijn probleem is dat de waarheden die hij openbaarde ondergeschikt werden aan het verhaal waarmee hij ze wilde verkopen. Dat van hemzelf als een hedendaagse Guy Fawkes uit V for Vendetta.

II

Dezelfde problematiek zien we terugkeren bij Occupy. Net als bij Wikileaks doet de strijd bij Occupy zich allereerst voor als een conflict tussen verhulling en zichtbaarheid. Verhulling zien we bij de waardeloze hypotheekschulden die door financiële experts tot ondoorgrondelijke Collatoral Debt Obligations zijn verpakt. We zien het bij de Europese Centrale Bank die als taak heeft om de werkelijke staat van de Eurocrisis te verbergen, omdat een niet consumerende bevolking of een nerveuze financiële markt elke slechte voorspelling bij voorbaat al tot een self-fulfilling prophecy maakt. Tegenover deze politiek van verhulling, stelt Occupy een politiek van zichtbaarheid.

De kunstenaar Zachary Formwalt heeft net een boekje uitgebracht, waar hij de aantekeningen van Karl Marx bij the Economist in de jaren 1866 en 1877 behandelt, in de tijd dat Het Kapitaal zou verschijnen. In 1866 is er een run op de banken, er breekt paniek uit, de geldmarkt komt stil te liggen. Wat Formwalt aan de hand van Marx zijn commentaren analyseert, is hoe hier voor het eerst, de rol van de financiële journalistiek in een economische crisis vorm krijgt. In een reeks van artikelen maakt de redacteur van the Economist een analyse van de paniek, die werd herschreven als een tijdelijke verplaatsing van vertrouwen. The Economist neemt de rol op zich van kalmeermiddel. De crisis maakt kapitaal zichtbaar, en daardoor extra kwetsbaar, zo stelt Formwalt. Hij vertaalt dit vervolgens naar de eerste bank run in Engeland sinds 1866, de val van Northern Rock. Toen beelden van de rijen voor de banken van Northern Rock begonnen te verschijnen in de media, werden deze beelden zelf beschuldigd van het verergeren van de crisis. De circulatie van kapitaal, om goed te functioneren, moet onzichtbaar blijven.

Over de jaren heen, of door de crises heen, is er zo een paradoxale dubbelrol van de financiële journalistiek gegroeid, waarbij de taak van informatieverschaffing en van het kalmeren van de paniek met elkaar in contradictie zijn. Deze tegenstrijdigheid vinden we evengoed bij het beleid van de centrale banken, die altijd in het grootste geheim hun beslissingen maken, maar tegelijkertijd een taak van publieksvoorlichting hebben. In Nederland was het Nout Wellink, die aan het begin van de Griekse crisis het Nederlandse publiek kwam vertellen, dat al het geld dat naar Griekenland ging, met rente terugbetaald zou worden. Eenzelfde uitspraak werd door zijn opvolger Klaas Knot gedaan over het geld dat naar het Europese reddingsfonds ging. Op basis van de informatie die op beide momenten aanwezig was, was het overduidelijk voor de ingewijden in de materie, dat dit niet waar was. Omdat slecht nieuws echter kan leiden tot een verslechtering van de economie, wordt ons vaak enkel positief nieuws gebracht. De economische wetenschap ondertussen, creëert haar eigen rookgordijn, door zich te beperken tot een serie van modellen en mathematische vraagstukken, gebouwd op een serie van aannames, die in steeds bredere kring worden aangeduid als faith based economics.

Hoe vecht je tegen een dergelijk complex systeem? Tegenwoordig is het mondiale financiële systeem een onzichtbare, ongrijpbare werkelijkheid. Het is een computernetwerk, een serie van datacentra, waarin hypothetische waarden heen en weer worden gecommuniceerd. Wall Street is een abstractie. Occupy Wall Street zet daar haar eigen abstractie tegenover. De bezetting van een plein. Niet eens al te dichtbij Wall Street. Het is deze zichtbaarheid waarmee OWS een verhaal heeft kunnen creëren, over wat anders onzichtbaar blijft of het nu de financiële sector is, of het politieke systeem van de VS dat eerder via de lobby aan de achterdeur dan de verkiezingen aan de voordeur wordt georganiseerd. Zo wordt een nieuw verhaal gecreëerd, de 99% tegen de 1%. Main Street tegen Wall Street.

Ook hier is de waarheid niet genoeg. Er moet een verhaal verteld worden dat dramatisch genoeg is om mee te dingen in het dominante medianarratief. Dat is ten dele gelukt in de Verenigde Staten, waar op een gegeven moment een van de Miss America kandidaten werd gevraagd wat zij van Occupy Wall Street vond. In Europa echter is het verhaal veel complexer, vanwege de verschillende nationale politieke realiteiten. Bovendien is er al een ander protestnarratief dat veel suggestiever is: hier is het niet Wall Street en de bankiers die het gedaan hebben, nee het zijn de luie Grieken en de Mediterraanse levensgenieters waar de spaarzame Noorderlingen hun zuur verdiende belastingcenten voor neer moeten leggen, gedwongen door de ondemocratische structuur van de EU. Het zijn zogenaamd de publieke overheden, die teveel geld hebben uitgegeven nu de broekriem moeten aanhalen.

De protesten van Occupy in Europa liepen tevens om deze reden spaak. Het ging hier niet om het zichtbaar maken van een realiteit die voor zichzelf zou kunnen spreken. De waarheid over de crisis houdt zich nu schuil achter een eeuwenoud narratief over spaarzaamheid en schuld. Het is waar zichtbaarheid als waarheidsvinding tekort schiet.