Een interview met Jan Blommaert. Het zeer actieve weblog van Jan Blommaert is alhier te vinden.
De politieke crisis, zo stelde Antonio Gramsci ooit, ‘zit hem in het feit dat het oude afsterft en het nieuwe nog niet geboren kan worden’. In deze tussenperiode, zo voegde hij eraan toe, ‘verschijnt een grote variëteit aan morbide symptomen.’ Een dergelijke politieke crisis lijkt ook Nederland in zijn greep te houden. Oude partijen die decennia lang het machtscentrum van de Nederlandse politiek bestierden, zien hun electoraat weglopen en verworden tot een schim van hun eerdere importantie. Nieuwe partijen komen op, die wat betreft partijorganisatie afwijken van hun voorgangers en het politieke spel volgens geheel andere regels spelen. Bestaande politieke overtuigingen, zoals het gematigde neoliberalisme van de Derde Weg of het consensus/poldermodel, hebben aan belang ingeboet, maar nieuwe denkbeelden en praktijken dienen zich nog niet aan. In die context verschijnt het ‘morbide symptoom’ van het rechtspopulisme ten tonele.
Interessant genoeg komen de meeste analyses over deze ontwikkeling uit Vlaanderen, niet zozeer uit Nederland. De opkomst van het rechtspopulisme is in Vlaanderen al veel langer een onderwerp van discussie en onderzoek. Hoewel Fortuyn zijn slogan ‘Ik zeg wat ik denk, en doe wat ik zeg’, bijvoorbeeld regelrecht van het Vlaams Belang heeft gekopieerd, vindt er wat analyse en debat betreft weinig uitwisseling plaats tussen Nederland en Vlaanderen. Vandaar onderstaand interview met de Vlaamse professor Jan Blommaert. Hij heeft sinds kort een aanstelling als hoogleraar geesteswetenschappen aan de universiteit van Tilburg. In Vlaanderen heeft hij de reputatie een controversieel publieke intellectueel te zijn die zich regelmatig met doortimmerde polemieken uitspreekt over de politieke ontwikkelingen aldaar. In Nederland is hij nog vrijwel onbekend. Een tiental boeken verscheen van zijn hand, met als veelvuldig terugkerende onderwerpen populisme, verrechtsing, politieke communicatie, het integratiedebat, het medialandschap en de hedendaagse rol van de intellectueel. Eén van de rode lijnen door het werk van Jan Blommaert is de synergie tussen de politieke vernieuwingen in de jaren negentig – de mediatisering en vermarkting van het politieke bedrijf – en de opkomst van het populisme. Ik sprak met hem over populisme, de crisis van links, de islam, nieuwe media en de mogelijkheden voor de toekomst.
Kunt u iets meer vertellen over de definitie van democratie die het populisme hanteert?
Het valt binnen dat model van ‘wat goed verkoopt, is kwalitatief goed’. Wanneer onze politieke boodschap goed verkoopt dan is deze juist, dan vertellen wij de politieke waarheid. In België heeft Guy Verhofstadt bijgedragen aan deze ontwikkeling, met een aantal boekjes die hij in de vroege jaren negentig publiceerde over de kloof tussen burger en politiek. Daarin bepleitte hij een directe democratie. Dat werkte hij uit als een democratie zonder middenveld, dat van de vakbonden, de belangenorganisaties en dergelijke. Verhofstadt vond dat middenveld een vertekening van de democratie, vriendjespolitiek, achterkamertjespolitiek. Dat moest allemaal weg. Een rechtstreekse band tussen de politicus en de mens die hij of zij vertegenwoordigd was beter. Hier komen de massamedia in het spel. Men gaat er van uit dat de massamedia geen mediator zijn, geen filter, maar een objectief doorgeefluik. Partijen als het Vlaams Blok zijn daar ingedoken en begonnen dat uit te werken. Je ziet dus dat de enige politieke partij die samen met Verhofstadt theoretiseert over democratie, het Vlaams Blok is. Zij waren in staat met iedere verkiezingsoverwinning hun politiek als de enige juiste te profileren. ‘Wij zijn de enige echte ware democraten, wij hebben geen vakbond achter ons, wij hebben geen zuil achter ons, wij hebben geen groot geld achter ons.’ Wat niet waar is allemaal, maar op dat ogenblik hadden zij het voor het zeggen. Fortuyn deed precies hetzelfde. Hij zegt: ‘Ik ben een volledig ongebonden mens. Ik kom uit geen enkele belangenorganisatie of gevestigde machtsgroep, ik zeg wat de Nederlander denkt.
In De Crisis van de Democratie beschrijft u de modernisering van de politiek in de jaren ’90 als depolitisering van de democratie. Leg uit.
Met depolitisering bedoel ik dat partijen de traditionele vorm, werking en raison d’être van de politieke partijen achter zich hebben gelaten, en overgegaan zijn naar een vorm van permanente marketing. Ik heb het ergens beschreven als een overgang van een massapartij naar een massacommunicatiepartij. Men houdt eigenlijk geen rekening meer met de leden. De leden van een partij worden minder belangrijk. Ledenwerking, de klassieke partijstructuur, met lokale afdelingen, regionale afdelingen, federaties en dan de koepel houden op te bestaan. Zij worden vervangen door websites, blogs, Twitter, Facebook, en ga zo maar door. Een voorbeeld is dat in Vlaanderen de politieke partijen geen wetenschappelijke bureaus meer hebben, maar pr-bureaus, communicatiebureaus. Vroeger werden ‘de spieren van de politiek’ gevormd door het onderzoeken van moeilijke dossiers, het ontwikkelen van deskundigheid op bepaalde terreinen, het onafhankelijk verzamelen van argumenten voor een bepaald standpunt. Dat is nu vervangen door wekelijkse opiniepeilingen en het wekelijks aanpassen van de communicatiestrategie. Een hele andere invulling van wat op het moment een partij is. Die lijkt het meest op die van een commerciële organisatie, die voortdurend het product moet aanpassen aan wat wordt beschouwd als de wispelturigheid van de consument. Je ziet het opofferen van de studieafdelingen, het opofferen van de ledenwerving, het inzetten op personalisering in de politiek. Bij Wilders is dat natuurlijk heel sterk: een eenmanspartij. Het is eigenlijk geen partij, er is geen enkele klassieke partijstructuur bij de PVV.
Laten we een overstap maken naar de Derde Weg en het bijzondere moment waarin de sociaaldemocratie zich nu in bevindt.
We moeten eigenlijk beginnen bij de liberalen. In Nederland de VVD en Wilders; in Vlaanderen de VLD en Jean Marie De Decker, die morfologisch heel sterk op elkaar lijken. Het ijkpunt hier zijn weerde vroege jaren negentig. Partijen veranderden van aard, van structuur, van stijl, van inhoud. De liberalen gaven de grote liberale waarden op: vrijheid, gelijkheid. Zij vielen de gelijkheidsgedachte aan en hadden uitgesproken opinies over met name de islam. Ze hadden er ook geen moeite mee dat allochtonen integratie-eisen werden opgelegd die juridisch niet houdbaar zijn. De harde liberalen zijn nu economisch zeer orthodox neoliberaal en wat betreft de maatschappelijke visie zijn ze eigenlijk gewoon rechts. Ze sluiten sterk aan bij klassieke law & order vertogen. De Europese liberaal is de Amerikaanse conservatief geworden. Heel interessant is dat de sociaaldemocraten liberaal zijn geworden, in de traditionele zin van het woord. Zij verdedigen, over geheel Europa, de oude grote liberale waarden. Zij zijn bijvoorbeeld tegen het hoofddoekjesverbod, zij hebben het over de vrijheid van religieuze beleving. Zij hangen een economisch liberalisme aan en een humanistisch liberalisme. Dat is de ideologische crisis aan linkerzijde.
Een gedeelte van uw werk gaat in op Edward Saïd. Deze Palestijnse Amerikaan is vooral bekend geworden door het concept Oriëntalisme. Hij definieerde dat als een “diep in het westers bewustzijn begraven verzameling van ideeën over de islam en de Oriënt.” Nu stamt Saïd zijn boek uit de jaren zeventig, wat is er veranderd sinds die tijd?
Het Oriëntalisme was een historische verklaring voor de beeldvorming die tijdens het conflict tussen Israël en Palestina weer opduikt. Deze stereotiepe beelden zijn eigenlijk nooit helemaal weggeweest. In latere werken beschrijft hij een naadloze transformatie van beelden die een koloniaal project dienden naar beelden die de staat Israël dienden. De opleving van anti-islam retoriek, waarbij de islam gelijk wordt gesteld met de Arabische cultuur, valt bijna altijd samen met periodes waarin Israël en de Palestijnen met elkaar overhoop liggen. Israël is gediend bij een dergelijk beeldvorming. Saïd heeft een zeer interessant boekje geschreven wat niemand nog leest, het heet Covering Islam. Hij schreef het in 1981, maar het zou net zo goed over vandaag kunnen gaan. Saïd beschreef de manier waarop de islamitische revolutie in Iran die typische Oriëntalistische beelden weer aan de oppervlakte bracht. De regionale problemen, conflicten, oorlogen, e.d. worden herleid tot cultuur, religie en bredere historische contexten. In Covering Islam zie je dat alle ingrediënten van het huidige anti-islam discours er dertig jaar geleden al waren. Uit Oriëntalisme blijkt dat deze er al in het begin van de 20e eeuw waren. In een soort embryonale vorm en met een heel ander politiek project erachter. Er is dus een enorme historische continuïteit wat betreft de beeldvorming over de islam. Dit is belangrijk, want we denken vaak dat die denkbeelden rationeel zijn. Het vijandbeeld dat op dit moment nadrukkelijk aanwezig is in het Westen, lijkt een gevolg van 11 september, van islamitische haat tegen het Westen, dus van Al Qaida. Dat is niet zo. Wat er gebeurde na 11 september is gewoon het recyclen en versterken van reeds bestaande beelden.
Denkt u dat iemand als Wilders daadwerkelijk niet weet dat de islam als zodanig geen bedreiging vormt, of denkt u dat het simpelweg een politieke strategie is?
Het is allebei. Vanuit de idee dat het een nuttige politieke strategie is, wijs je alle kennis die je ongelijk bewijst gewoon af. Een onderzoeker die zegt: eigenlijk zit het zo niet in elkaar, wordt de mond gesnoerd als een lakei van links, die dingen wil verbloemen, die het veel te ingewikkeld maakt.
Ik kan me ergeren aan de onwetendheid van mensen die met het grootste aplomb praten over de islam. Ze denken een goede indruk te maken, te weten waarover ze spreken, maar ze weten het echt niet. Ik hoorde onlangs op de radio een discussie over vrouwenbesnijdenis waarbij werd gezegd: ja de islamisering en zo voort. Vrouwenbesnijdenis en islam hebben helemaal niets met elkaar te maken, maar ze worden niettemin bij elkaar gebracht. Totale nonsens. Wanneer we ons economisch beleid op dergelijke onwetendheid zouden baseren, dan zouden we er ongelofelijk slecht aan toe zijn. Wanneer we ons mobiliteitsbeleid op dergelijk impressionisme zouden baseren, zou geen enkele burger het aanvaarden. Enkel wanneer we het over migratie hebben blijkt daar een enorme tolerantie te bestaan voor onwetendheid. Dat is precies wat Said zegt over de islam. De mensen weten het niet en zijn ook niet geïnteresseerd in hoe het zit.
Hoe ziet u de toekomst en wat zou de rol van linkse politiek moeten zijn in dit tijdperk?
De rol van links is het bedenken en het bepleiten van een alternatief. Extreem rechts doet dat vrij coherent en met zeer veel succes. Dat is werkelijk een maatschappelijk alternatief. Rechts denkt nog revolutionair, links helemaal niet. Wilders zegt dat ook met zoveel woorden, we gaan een revolutie ontketenen. De Wever zegt dat ook: ’We gaan een rechtse revolutie ontketenen, ik ga ervoor zorgen dat België de komende dertig jaar rechts is’. .
Het grootste probleem in het huidige politieke bestel, is kennis, informatie. We zijn over een heleboel dingen bijzonder goed geïnformeerd. Wanneer we een nieuwe auto kopen gaan we ons eerst maandenlang oriënteren, op mogelijke modellen, prijsverschillen, CO2 uitstoot, verbruik, etc. Wanneer het op politiek aankomt, doen we dat niet. Dan gaan we als consument bijzonder impressionistisch te werk. Als je de bezuinigingsplannen ziet, dan weet je dat het nieuwe beleid ons heel veel geld gaan kosten, veel meer dan een nieuwe auto. De plicht tot het geïnformeerd zijn is helemaal weg uit de politiek als instituut. Je ziet een verschraling en een versnelling, een miniaturisering van de politiek. Ik noem het de Twitter generatie: politiek zonder argumenten, gewoon een slogan die via Twitter wordt uitgestuurd. In mijn ideale wereld is links de politieke beweging die de – noem het ouderwetse – politiek weer aanzwengelt. Wetende dat we vandaag de dag instrumenten ter beschikking hebben om ons te informeren die ongeëvenaard zijn in de menselijke geschiedenis, maar waar we niks mee doen. In tegendeel, we zijn nog nooit zo slecht geïnformeerd geweest. Daar ligt dus een opdracht voor de politiek, maar ook voor de rest van de samenleving, de media, de experts, mensen zoals ikzelf. De samenleving heeft de opdracht minstens te weten waarover we praten.
Oorspronkelijk gepubliceerd in Waterstof, maart 2011