In de evolutiebiologie is er een aparte plaats ingeruimd voor de eilandbewoner. Vanwege het relatieve isolement van het eiland, verliep de evolutie van de eilandbewoner op wonderlijke wijze. Gevrijwaard van de bedreigingen van het vasteland, van de existentiële strijd met de diersoorten daar, vormden zich de meest buitenissige eigenschappen en spectaculaire overbodigheden. De eilandbewoner was een zeer gefocuste specialist en vaak ook een onaangepaste excentriekeling. Trage meditatieve reuzen en parmantige vogels die niet konden vliegen overleefden millennia lang, dankzij hun isolatie. Op het onvermijdelijke moment echter, dat de invasie zich voordeed vanuit het vasteland, bleken specialisten en excentriekelingen onmachtig zich te verweren.
Een eilandbewoner, dat was de hedendaagse kunstenaar. Wat lang een wereld op zichzelf was, kan dat niet langer zijn. De kunsten liggen onder vuur. Dramatische cultuurbezuinigingen dienen zich aan. Het verweer vanuit de kunstwereld is gammel en onwennig, de argumenten vinden nauwelijks weerklank buiten de eigen kring. Het beroep op de beschaving, de gedeelde boodschap van de kunstprotesten tot nu toe, werkt clichébevestigend. Het roept het beeld op van de arrogante kunstelite, zoals dat door de rechtse regering met veel succes is uitgedragen, een elite die zichzelf en haar subsidiestelsel uitroept tot ‘de beschaving’. In deze context doet het vraagstuk van het maatschappelijk engagement, al jarenlang een terugkerend en onbevredigend debat, zich in vernieuwde hevigheid voor. Kunst en cultuurmakers zijn naarstig op zoek naar een nieuwe publieke rol. Naar het opnieuw verwoorden van de verhouding tot de bredere maatschappij. Op zoek naar een nieuwe politieke positionering ten opzichte van het gal dat gespuwd wordt vanuit Den Haag.
De bundel Art and Activism in the Age of Globalization, het achtste deel in de Reflectserie van NAi Uitgevers, komt dan ook op een goed moment. Voeg daarbij de publicatie van Pascal Gielen en Paul de Bruyne, Community Art. The Politics of Trespassing (Uitgeverij Valiz), het eerste deel in de Reflectserie van NAi Uitgevers over Nieuw Engagement, en het recente traktaat van BAVO, Too Active to Act (Valiz), over cultureel activisme, en het lijkt erop dat er een goede basis aanwezig is om de discussie over een geëngageerde kunstpraktijk eindelijk eens naar volle tevredenheid te voeren. De noodzaak hiertoe blijkt alleen al uit het betwiste karakter van het woord engagement. Het begrip is besmet geraakt, de betekenis gereduceerd tot goedbedoelende participatieprojecten, de impact geminimaliseerd door de gedienstigheid aan bestaande beleidsagenda’s. Het is een positie die de Engelse critica Claire Bishop eens vergeleek met die van de vrouwelijke hoofdrolspeler in de film Dogville: haar onkritische verlangen de gemeenschap te dienen, leidt slechts tot haar verdere onderwerping.
De politieke kunstprojecten die de pagina’s van Art and Activism bestrijken, houden zich verre van deze gedienstige positie, en zijn onverbiddelijk scherp in hun artistieke kritiek. We lezen over avant-gardetheater uit New York, over de queer performancekunst van de Zuid-Afrikaanse Steven Cohen, over de Argentijnse Erroristas en hun performatieve ondermijning van de beeldtaal van de oorlog tegen het terrorisme, over de manier waarop Christoph Schlingensief zijn lichaam inzet om de maatschappelijke conditie te ontleden, over de Parijse flash-mob campagnes om de publieke ruimte te heroveren op de reclamezuilen, over de artistieke bevraging van de koloniale geschiedschrijving in België. We lezen over compromisloze Amerikaanse undergroundcinema, over een regisseur die uit principe niet wil doorbreken, over Renzo Martens Enjoy Poverty, de meest pijnlijke aanslag op de morele economie van ontwikkelingshulp, over theatermakers die zich hard maken voor de Sans Papiers, in een moeilijk proces van zelfbevraging in plaats van zelfbevestiging, over Mexicaans-Amerikaanse queer performers die pogen de gepantserde identiteiten en geïntensifeerde grenscontroles te doordringen van de Verenigde Staten na 9/11.
Je zou verwachten dat een dergelijke indrukwekkende reeks projecten wordt vergezeld van een bezielende introductie, een appèl om de kunstzinnige wapens op te nemen. Dat schijnt ook het oorspronkelijke plan te zijn geweest van de redacteurs: een handleiding voor de nieuwe generaties over de noodzaak van subversiviteit en de vraag hoe we de complexe en problematische spanning tussen activisme en kunst productief kunnen maken. Er is echter iets vreemds gebeurd. In plaats daarvan ademt de tekst een gevoel van nostalgie en depressie. Zo kan de introductie van Lieven De Cauter nog het beste gelezen worden als een begrafenisrede voor het kunstzinnig protest en de esthetische subversie. Na deze teraardebestelling roept De Cauter op tot defensieve en affirmatieve actie, ofwel de verdediging van wat ons nog rest: de mensenrechten, de welvaartstaat, het milieu. Karel Vanhaesebrouck schrijft dat de rol van de kunst in het verbeelden van een andere maatschappij niet langer ertoe doet nu verandering geen reële mogelijkheid meer is. Van nu af aan dienen we ons te richten op het meest prozaïsche: het menselijk overleven. Dezelfde deprimerende inzet vinden we bij Rosi Braidotti, wiens artikel de inspiratie lijkt te hebben verschaft voor de vreemde sprong van subversie naar affirmatie die De Cauter maakt in de introductie. Massaal politiek activisme, aldus Braidotti, is heden ten dage vervangen door ‘publieke en collectieve rouwprocessen’. Niet zo gek dat haar artikel overkomt als een therapeutische sessie om de deelnemers aan het esthetische verzet te verzoenen met hun verlies, en hen door te verwijzen naar de affirmatie van hun ‘niet-unitaire subject’. Dan is er nog Ruben de Roo, die Walter Benjamins sleuteltekst over artistiek engagement, De Auteur als Producent, op wonderlijke wijze interpreteert als een oproep tot een individualistische kunst, zoveel mogelijk gespeend van elke ideologische tendens. Veel harder de mist ingaan kun je niet met Benjamin. Het vreemde aan de affirmatieve insteek van de redacteurs is allereerst dat de kracht van de moderne kunst nu juist schuilt in de spanning met het bestaande, in het verbeelden van mogelijke werelden. Voor het uitdragen van het hier en nu hebben we geen kunst nodig, daarvoor hoeven we slechts de kranten open te slaan. Ten tweede lijkt de inzet in openlijke contradictie met het gros van de besproken kunstpraktijken in het boek: de esthetische subversie is niet dood, zij wordt in De Cauters introductie enkel levend begraven. Ook in de andere theoretische bijdragen in Art & Activism zijn subversie en verbeelding volop te vinden. Brian Holmes levert een subversieve kruising tussen de filosofie van Deleuze en Guattari en cyberneticatheorie. Rudi Laermans pleit voor het commonalisme, een politiek van het gemene, en John Jordan verhaalt over zijn laboratorium van de opstandige verbeelding. Gie Goris en Christophe van Eecke sluiten af met een ongepolijste, opruiende toon. Wie iets wil veranderen, zo lezen we, moet risico’s nemen: Change something. Make a difference. Go screw some government tonight. Zo laveert het boek op enigszins manische wijze tussen vertwijfelde depressie en vrolijke agitatie, tussen introverte rouw en uitgelaten vastberadenheid. Misschien maakt juist deze contradictie de bundel tot meer dan een lezenswaardige verzameling van toonaangevende politieke kunstprojecten en diepgravende theoretische essays. In al zijn labiliteit is Art & Activism een oprechte afspiegeling van de hedendaagse culturele gemoedstoestand.
Lieven De Cauter, Ruben de Roo & Karel Vanhaesebrouck (red.), Art and Activism in the Age of Globalization, Reflect#8, Rotterdam, NAi Uitgevers, 2011, 334 blz., ISBN 978-90-5662-779-9, € 22,50,e-book, ISBN 978-90-5662, € 14,50