Het ongeduld der antiracisten

Ik las een knap geschreven stuk van de conservatieve VK-journalist Sander van Walsum. Het doet sterk denken aan de reactie van de neoconservatieve NYT columnist David Brooks op het boek van Ta-Nehisi Coates. (http://www.nytimes.com/…/listening-to-ta-nehisi-coates-whil…)

De nationale mythologie die in dit essay heel subtiel wordt uitgedragen, is het geloof dat Nederland een inherent onschuldig, redelijk land is met een zelfreinigend vermogen. Een land dat zich op consensuele wijze ontwikkeld heeft langs de weg der geleidelijkheid, zonder grote politieke conflicten. Een land dat zo schappelijk en modern is, dat het geheel uit zichzelf zich aanpast aan de eisen van de tijd. Dat gepasteuriseerde beeld klopt natuurlijk niet. Alsof de revolte van de jaren zestig niet heeft plaatsgevonden, of de Fortuynopstand meer recent. Hetzelfde trucje past hij toe op Zwarte Piet, een traditie die zich automatisch aanpast aan de tijd, alsof het een besturingsprogramma van Windows is:

“Een gedaanteverandering van Zwarte Piet is dan ook een maatschappelijke vereiste. Jammer is alleen dat er een bitter intercultureel conflict aan vooraf is gegaan. Kennelijk zijn we te ongeduldig om een traditie, waarin het vermogen tot aanpassing aan gewijzigde opvattingen besloten ligt, haar werk te laten doen. De klassieke Zwarte Piet was hoe dan ook aan erosie onderhevig. Binnen tien jaar zou de roet- of regenboogpiet er vanzelf zijn gekomen. Met behoud van de magie die hij nu mogelijk is kwijtgeraakt.”

Goed, dit is allemaal wat ridicuul natuurlijk, de Zwarte Piet traditie komt uit 1850. Deze heeft meer dan 150 jaar de tijd gehad om “haar werk te doen”, waarbij er een overvloed aan geduld is betracht. De “gewijzigde opvattingen” waar Van Walsum over schrijft zijn tenslotte het resultaat van het “bittere interculturele conflict” dat hij als overbodig terzijde schuift, vanwege diezelfde “gewijzigde opvattingen”.

Nog kort iets over de parallel met Brooks. In zijn reactie op het boek van Coates wierp David Brooks zich op als iemand die vanwege zijn subjectieve positie als witte oudere man, de argumenten van Coates niet helemaal kon begrijpen maar dat wel probeerde. Na deze voorgewende poging tot interculturele communicatie lanceerde Brooks een felle kritiek op Coates. Brooks gebruikte in zijn column een soort rechtse variant op het standpuntdenken waar veel identity politics op gebaseerd is. Als witte man kon hij zich niet helemaal inleven wat betreft de kritiek op Amerikaans racisme, hoezeer hij het ook probeerde. Eenzelfde wit standpuntdenken, sterk subjectief, gebaseerd op emotie en geloof, probeert Sander Van Walsum hier te articuleren.

Dit alles natuurlijk, omdat het argument voor behoud van Zwarte Piet of de ontkenning van racisme niet meer op puur rationele gronden te winnen is. Dat op zich, wijst op de grote stappen die Nederland heeft gemaakt dankzij het “bittere intercultureel conflict”, dat de “ongeduldigen” zijn aangegaan.