Open brief aan de islamcriticus

Hier een opiniestuk gepubliceerd in de Belgische krant De Morgen, 16 september 2014.

De brief van filosoof Maarten Boudry aan de gematigde moslim en het retourbericht van Abou Jahjah lokken stevige reacties uit. Merijn Oudenampsen, socioloog en politicoloog verbonden aan de Universiteit van Tilburg. “Volgens u is een gewelddadige en haatdragende interpretatie van de islam de enige ware, zuivere vorm van islam”, schrijft hij aan Boudry.

Beste islamcriticus,

Ik richt me tot mensen zoals u, die een gewelddadige en haatdragende interpretatie van de islam aanhouden als enige ware, zuivere vorm van islam. U ziet zichzelf als tegenstander van islamitisch radicalisme. U deelt echter het uitgangspunt van hen die u bestrijdt. De werkelijkheid is dat u radicalisering en extremisme eerder in de hand werkt, dan dat u dat tegengaat.

Wie de Koran als het letterlijke woord van God opvat, wacht op het schaakmat van de jihadisten, stelt u. De ironie van een dergelijk statement lijkt u geheel te ontgaan. Het is namelijk de islamcriticus zelf die de Koran letterlijk neemt. U probeert ons ervan te overtuigen dat de verzen over jihad, over haat en geweld richting ongelovigen, zonder enige historische context gelezen kunnen worden. U vertelt ons dat het beroep op de Koran van radicale randgroeperingen als Al Qaida, de Taliban en IS, in wezen geheel gelegitimeerd is. Sterker nog, dat is volgens u het ware gezicht van de islam.

De prozaïsche werkelijkheid is dat de Koran niet letterlijk gelezen kan worden. De tekst heeft een abstract retorisch karakter en staat vol met bedekte verwijzingen naar historische thema’s, gebeurtenissen en verhalen. Deze historische context wordt ons niet uitgelegd in de tekst zelf. Daarom lezen moslims de Koran vaak in samenspel met de geschiedenis van het leven van Mohammed: om zo te begrijpen waar de tekst toch op doelt. Vervolgens moet die historische werkelijkheid van Mekka of Medina uit de 7e eeuw vertaald worden naar de huidige context. Dat zijn twee stappen die niet genomen kunnen worden zonder interpretatie.

Een derde stap is nog noodzakelijk omdat de verschillende religieuze teksten elkaar vaak tegenspreken. Een interessante illustratie betreft de eetbaarheid van zeedieren. De profeet Mohammed zou hebben gezegd dat behalve de kikker alle zeedieren gegeten kunnen worden. De eerste kalief, Abu Bakr, vond dat ook kikkers toelaatbaar waren. Abu Hanifa, de oprichter van een van de islamitische rechtsscholen, stelde weer dat enkel vis geoorloofd is. Al deze uitspraken zijn onderdeel van de islamitische jurisprudentie, waaruit de verschillende stromingen binnen de islam hun eigen prioriteiten stellen en keuzes maken. Wat geldt voor de kikker, geldt ook voor geweld. Zonder interpretatie gaat het niet.

Deze pluriformiteit wordt echter ontkend door zowel moslimfundamentalisten als islamcritici. U stelt beiden dat er zoiets bestaat als een pure en ware islam, een onveranderlijk en tijdloos gedachtegoed, terug te voeren op de mythische fundering in de tijd van de profeet Mohammed. U ziet beiden enkel de Koran en de Hadith als de uitdrukking van deze ware aard van de islam en negeert het gevarieerde corpus aan religieuze opinies, praktijken en tradities dat zich sinds die tijd ontwikkeld heeft. U presenteert beiden uw eigen interpretatie als de enige ware, letterlijke lezing en geeft geen ruimte aan afwijkende interpretaties. U negeert beiden de religieuze denkbeelden en praktijken uit de Ottomaanse periode – met een zekere scheiding van religie en staat, een meer gelijkwaardige positie van vrouwen en een opener interpretatie van heilige teksten – die fundamentalisten zien als onislamitisch en gecorrumpeerd door Griekse filosofie.

U portretteert beiden de islam als een ideologie, een alomvattende maatschappijordening. U bent er beiden van overtuigd dat de ware moslim noodzakelijkerwijs een voorstander is van strijd tegen ongelovigen. Dat de meeste moslims hier allerminst van overtuigd zijn, wordt door u geweten aan het feit dat zij niet goed op de hoogte zijn van hun geloof. U houdt er beiden in het kort, een essentialistische visie van het islamitisch geloof op na, die politiek gezien zeer explosief is en niet zonder strategisch nut. Voor de fundamentalisten verleent het autoriteit aan hun religieuze strijd. Voor islamcritici als uzelf verschaft het een vijandsbeeld, een fel contrast waartegen de eigen verlichte, moderne, westerse cultuur mooi uitgelicht kan worden.

In uw onvermoeibare zendingsactiviteiten als islamcriticus richt u zich graag tot de gematigde moslim. Die term alleen al toont uw radicalisme. De journalist Joris Luyendijk heeft eens schertsend gevraagd of we ook spreken over gematigde Duitsers wanneer we Duitsers bedoelen die geen nazi’s zijn. De term gematigde moslim gaat ervan uit dat er een matiging plaatsvindt van de kwaliteit ‘moslim’. Een pure, zuivere, ongeremde, authentieke moslim, dat is volgens u een gewelddadige fundamentalist. Uw islamkritiek werkt zo radicalisering in de hand. U stelt de minderheid van fundamentalisten in het gelijk en bevestigt het fundamentalistische idee dat er een beschavingsconflict gaande is tussen het Westen en de islam.

Het idee van de gematigde moslim moeten we afwijzen als het product van een radicale visie. De gematigde islamcriticus daarentegen zou zeer welkom zijn. Beste islamcriticus, matig uw toon, staak uw wild geraas. En lees eens wat bij over de islam.